Meetfuncties

Het meetgereedschap biedt de volgende meetfuncties:

  • Meting van wisselstroom
  • Meting weerstand
  • Continuïteitstest
  • Meting van wisselspanning
  • Meting van gelijkspanning

  • Gebruik voor metingen altijd de juiste aansluitbussen, schakelaarstanden en meetbereiken.
  • Controleer vóór het gebruik of de meetkabels goed doorgankelijk zijn. Gebruik ze niet wanneer de meetwaarden hoog zijn of veel ruis vertonen.
  • Houd uw vingers bij het gebruik van de meetkabels en testpennen achter de vingerbescherming.
  1. Draai de draaischakelaar (3) op de positie in de afbeelding.

Bij het gebruik van de meetkabels:

  1. Verbind de meetkabels (10) en (9) zoals getoond op de afbeelding.
  2. Maak met de testpennen contact met de meetpunten.
  3. De meetwaarde verschijnt op het display (1).

Bij het gebruik van de stroomtang:

  1. Duw op de openingshendel (2) om de stroomtang (5) te openen.
  2. Omvat de te meten kabel met de stroomtang (5) en sluit de stroomtang door de openingshendel (2) los te laten.
  3. De meetwaarde verschijnt op het display (1).

  • Houd uw vingers bij het gebruik van de stroomtang achter de vingerbescherming.
  • Voer geen metingen uit wanneer het rustpotentiaal ten opzichte van de massa meer dan 600 V bedraagt.
  1. Voer de meting met de stroomtang uit zie Meetfuncties.

  1. Voer de meting met de meetkabels uit zie Meetprocedure.

  1. Voer de meting met de meetkabels uit zie Meetprocedure.
  2. Wanneer de continuïteitstest succesvol is, is een continu geluidssignaal te horen.

  1. Voer de meting met de meetkabels uit zie Meetprocedure.

  1. Voer de meting met de meetkabels uit zie Meetprocedure.